In de afgelopen tijd heb ik (Daniël MvdB) een aantal keer uit het bijbelboek Daniël gepreekt. Eigenlijk gaat dat al snel, omdat we al weer in hoofdstuk 5 zijn aanbeland en ik niet het hele boek langsloop.
Een preek is niet de plek voor al te veel exegetische inzichten, maar tegelijk is het wel goed om een beetje te begrijpen waar het boek nu in z’n geheel over gaat, en wat de structuur van het boek is. Daarom op deze plek iets over het bijbelboek. Misschien dat het je verder helpt bij de preken die komen, of als je zelf eens het boek bestudeert.
Het bijbelboek Daniël is in te delen in twee gedeelten: hoofdstuk 1-6 en hoofdstuk 7-12. Het eerste gedeelte bevat verhalen over Daniël en zijn vrienden die in Babylonië leven. Het tweede gedeelte bevat ‘apocalyptische’ visioenen. Apocalyptiek is een soort reflectie op wat er op dat moment in de tijd gebeurt, of wat er in de toekomst komen gaat, in mysterieuze taal.
Er is verschil van mening wanneer het boek geschreven is. Zelf ga ik er vanuit dat het ergens in de tweede eeuw voor Christus voltooid is. En de visioenen gaan niet per se over de toekomst, maar reflecteren grotendeels op de tijd zelf, op heftige gebeurtenissen die pas hebben plaatsgevonden. (Hoewel sommige details in die visioenen wel weer naar een verdere toekomst wijzen! Bijvoorbeeld in hoofdstuk 12.)
Dat brengt ons bij de inhoud van het boek. Want de centrale boodschap van het hele boek – zowel in de verhalen als visioenen – is de opdracht om als gelovige rein te blijven, te midden van de vele invloeden ‘van buitenaf’. Die invloeden van buitenaf zijn concreet drie koninkrijken die in de afgelopen paar honderd jaar in het Midden-Oosten hebben geregeerd, en een vierde koninkrijk dat in de tweede eeuw voor Christus een grootmacht is. Allen waren een bedreiging voor het Joodse volk. Hoofdstuk 2 heeft het over die vier koninkrijken. En in de visioenen staan de ‘vier dieren’ er symbool voor. De koninkrijken uit de afgelopen paar honderd jaar zijn dan Babylonië, Medië-Perzië en Griekenland. En het koninkrijk dat in de tweede eeuw voor Christus aan de macht is, in de tijd dus dat het boek Daniël geschreven is, is dat van koning Antiochus IV Epifanes. Hij is één van de nazaten van het Griekse rijk.
Tegen hem zijn de visioenen, hoofdstuk 7-12, uiteindelijk het meest gericht. Steeds lopen deze hoofdstukken uit op een aanklacht tegen hem, verwoord in mysterieuze taal. Waarom? Omdat deze koning Antiochus de tempel van Jeruzalem heeft verontreinigd en ontwijd. Dat was in 167 voor Christus. Hij plaatste toen een afgodsbeeld in de tempel. Hoofdstuk 9:27 noemt die gebeurtenis ‘een verwoesting brengende gruwel’, en hoofdstuk 11:31 heeft het over een ‘verwoesting brengend afgodsbeeld’ (zie ook hoofdstuk 12:11). Vanaf dat moment kwamen de Makkabeeën in opstand, een priesterfamilie. Koning Antiochus stierf vier jaar later en onder leiding van de Makkabeeën leefden de Joden ruim een eeuw lang in vrede. Totdat het Romeinse Rijk steeds groter werd en zij het Joodse grondgebied inlijfden in hun rijk…
Naast dat de visioenen dus reflecteren op de tijd zelf, kijken ze ook uit naar een periode van vrede, ná de Makkabese opstand, die er bijna aan zat te komen. En tegelijk klinkt er ook iets in door van een nóg verdere toekomst, waarin God zijn hemelse rijk op aarde vestigt. Een toekomst waarin de doden zullen opstaan, waaronder Daniël zelf. Lees hiervoor hoofdstuk 12. Een prachtig slot van het boek waar ook wij onze hoop uit putten: dat we na alle strijd op aarde mogen opstaan in een nieuw hemels leven, een nieuw tijdperk dat aanbreekt!

Reactie toevoegen

Om spam tegen te gaan: vul het woord kerk in

In kolom "Onder De Aandacht" tonen
Uit
Deze banner tonen?
Banner verbergen
Status bericht
Live